10. Voor het echie

september 2, 2024

Het voorlopig koopcontract met de kopers van ons huis was getekend. Max was veilig aangekomen in Frankrijk en wij waren onderweg naar Frankrijk om te zien waar Max zou verblijven en, ook niet onbelangrijk, het voorlopig koopcontract te tekenen voor ons huis in Frankrijk.

Omdat we 1 augustus laat waren vertrokken, bleven we de eerste nacht in Metz.

Daarvandaan gingen we de volgende dag eerst naar Max in Montmort. Kijken hoe het met hem ging en natuurlijk ook om kennis te maken met de eigenaresse van het pension.

Onze vrienden hadden gelijk. Het voelde daar goed en de paarden leken het ondanks de reis en de vreemde omgeving naar hun zin te hebben.
We tekenden nog officieel het contract voor Max zijn verblijf en spraken af later die week nog een keer te komen kijken. Want vervolgens zouden we hem een paar maanden niet zien.

Enclave

Daarna arriveerden we op de camping in La Tagnière. Deze had ik online gevonden en lag in de buurt van het pension. De campingeigenaren waren Nederlanders en bij het horen van mijn achternaam kwam er direct een blijk van herkenning. Mijn oom had les gegeven aan hun kinderen.

Wacht even… Dat was ons al eerder overkomen bij het allereerste huis dat we gingen bezichtigen in juni! De eigenaren van die eerste woning kenden mijn oom ook al. Hun kinderen hadden eveneens bij hem op school gezeten. Hoe klein kan de wereld zijn!

Tijdens het vriendelijke gesprek kwamen de campingeigenaren er al snel achter dat we de volgende dag een afspraak hadden in de buurt. Nog zonder dat we daarbij vertelden wat voor afspraak dat was (namelijk het voorlopig koopcontract tekenen bij de notaris)riep de vrouw uit:

‘Oh zijn jullie hier ook al huizen aan het kijken! Iedereen is hier om huizen te kijken.’
Ze trok daarbij een gezicht van afschuw.
‘Eh nou toevallig wel’
‘Waar gaan jullie kijken dan?’
‘In Luzy’
‘Weet je het zeker? In die Nederlandse enclave!?? En binnenkort komen daar allemaal windmolens!’

Knoop in de maag

We vertelden haar dus maar niet meer dat het huis al praktisch was gekocht door ons.
Met een raar gevoel liepen we naar onze tent.

Enclave? Windmolens? Drukte? Shit! We kregen toch even een knoop onze maag.

We belden de verkopers van het huis en deelden onze zorgen met hun.
Het contract was immers nog niet getekend. Deden we hier wel goed aan?
Hun geruststellende woorden hadden weinig effect op ons. Natuurlijk ontkennen ze de windmolens. Dus werd er voor ons met de Burgemeester contact opgenomen.

Er kwam een antwoord dat ongeveer klonk als: ‘Geen denken aan dat er windmolens komen!
Nou dat was alvast een hele geruststelling.
En wat betreft die enclave: We zouden buiten het centrum gaan wonen met uitsluitend Franse buren.

Achteraf moesten we een beetje lachen om de hele situatie, want van een vriendelijk gesprek op de camping was erna geen sprake meer. We werden een beetje vermeden, terwijl de camping volstond met uitsluitend… Nederlanders. Tja…

De Notaris

De Volgende dag was het zover. We gingen het voorlopige koopcontract tekenen. De Notaris zat gevestigd in een oud pandje in het centrum van Luzy. Bij het binnengaan waande we ons minstens 50 jaar terug in de tijd. We werden via de zware oude houten voordeur binnen gelaten, waarna we over een eeuwenoude vloer die pas in de boenwas was gezet, naar een wachtkamer werden gebracht. In de wachtkamer rook het naar olie. En inderdaad, toen we uit het smoezelige raam op de achtertuin uitkeken, zagen we daar ook de oliekelder die nodig is om het pand in de koude maanden te verwarmen.

Na enkele ogenblikken kwam de notaris. Een oudere voor Franse begrippen lange man die ons hartelijk begroette en ons voorging naar zijn kantoor. 
In zijn kantoor stonden zware mahoniehouten meubelen, waarvan het pronkstuk het bureau van de notaris was. Er stond een halfvolle asbak op het bureau en het kringeltje rook dat eruit kwam te oordelen, had hij zojuist een sigaret uitgemaakt.

Er werden een paar zware stoelen bijgeschoven zodat we met ons vieren voor de notaris kwamen te zitten die op dat moment een beetje statig achter zijn bureau plaatsnam.

Na een kort vriendelijk gesprekje in het Frans tussen de notaris en de verkopers, waarbij Dimitri en ik weinig anders konden doen dan een beetje schaapachtig lachen, kwam het serieuze onderdeel.
Een dik pak papier werd op tafel gelegd. Ik denk zonder te overdrijven dat de stapel papier, dat ons voorlopig koopcontract bleek te zijn, wel minstens 10 centimeter hoog was. De notaris begon rustig met het voorlezen ervan. In het Frans natuurlijk, maar dat werd tussentijds vertaald door de verkopers. Er stond onder andere in dat er geen vulkaan in de buurt is en ook geen vliegveld.

Toen het voorlezen klaar was, werd ons gevraagd op alle bladzijden(!) een krabbel te plaatsen. Daarna kregen we de opdracht een stuk tekst van ongeveer een half A4-tje over te schrijven en te ondertekenen. Dimitri en ik kwamen met de Franse taal op dat moment nog geen steek verder dan ‘bonsjoer’ Op zo’n moment is enig vertrouwen in de medemens dus een noodzakelijk kwaad. Met andere woorden, we hadden echt geen idee wat we daar op dat blaadje aan het schrijven waren, laat staan wat we vervolgens ondertekenden.

Na deze gebeurtenis, stonden we redelijk snel, zei het met een ietwat pijnlijke pols van het stapel papier krabbelen, weer buiten. Het was nog vroeg, maar de volgende stop was het plaatselijke café. We waren alle vier toe waren aan een borrel. De verkopers om het te vieren, wij om te beseffen dat ons avontuur nu voor het echie was.